Rebelregels

Name:
Location: Leiden, Netherlands

Well...

Monday, September 19, 2005

Rebelregels

Rebelregels


1. Niet zo maar stukken van zinnen.

Vreselijk lastig leesbaar. Soort tweederangs nieuwe zakelijk­heid. Vrees voor persoons­vorm. Moeilijk onderscheid onderwerp en predikaat. Dus kans op misverstanden. Komt vrij vaak voor in reclamekreten. Kreten, dus. Elliptische liflafjes. ‘Nu extra nieuw!’ Vaak bedoeld om aandacht te trekken. Krantenkoppen. Steekwoor­den voor spreekbeurt. Meer niet. Stop.

2. Plak niet klakkeloos zinnen aan elkaar dat is lelijk ge­bruik netjes punten en hoofd­letters.

Lang niet iedereen maakt zich schuldig aan het aan elkaar lassen van zinnen zonder hoofdlet­ters en punten het verschijn­sel doet zich voorname­lijk voor in opstellen van middelbare scholieren en moderne roman­experimen­ten die hebben wel meer met elkaar gemeen natuurlijk denken wij ook niet in zinnen met kapitalen en interpunctie dat wil echter niet zeggen dat met het wegvallen van de zinsgrenzen de gedachtestroom op juiste wijze is weergegeven ik moet er niet aan denken.

3. Men moet er al schrijvende steeds voor blijven zorgen dat je laat zien, wie er aan het woord is.

Daarom vind ik, dat als men goed wil laten uitkomen, wie er welke mening verkondigt, je niet moet aankomen met vage persoonsaanduidingen. En we moeten duidelijkheid scheppen over de vraag, over wie men het heeft. Meestal denken ze hier wel aan, maar je zal toch maar een misverstand in de hand werken op deze manier, bij­voorbeeld in een liefdesbrief of in een telegram. En nu we het er toch over hebben, weet je dat het me vreselijk kan ir­riteren als ze het over ons soort mensen hebben en dan met "men" aankomen, alsof jij en ik... Wie?

4. Gebruik bij voorkeur niet de ontkennende vorm.

Dat is nergens goed voor, vooral niet wanneer er totaal geen reden is om een negatieve formule­ring te bezigen. Ook valt niet te ontkennen, dat geen sterveling ooit uit heeft geroepen: ‘Zo'n mooie ontkennende vorm heb ik nog nooit gezien’. Bovendien, wie niet ontkent, wordt door zijn rechters niet zo streng aangepakt. En als er morgen plotseling in de krant de volgende kop verschijnt:
Meneer X geen seriemoordenaar
dan is dat bijna net zo vervelend als wanneer de ontkenning hierin had ontbroken, tenminste, als je toevallig meneer X heet. Maar ook dat laatste kun je dan altijd nog ontkennen.

5. Vermijd on-nodige verbindings-streep­jes.

Behalve in gevallen van cacao-uitvoer, kooi-eigenaar, diarree-eenheden en andere samenstel­lingen, als twee opeenvolgende klinkerletters als één klank gelezen kunnen worden, moet u zich verre houden van over-bodige verbindings-streepjes. En zet ze dan wel op de goede plaats. Want colle-geuren bestaan niet, zoe-ven betekent niet zo-juist, mul-tiet-nisch is niet wat u denkt. En dan hebben we het nog niet eens over bommel-dingen, zwen-kladders, mee-rassers, pijpe-tuitjes en andere curiosa-collecties.

6. Schrijf NOOIT hele woorden in hoofd­letters.

Doe het NIET! De LEZER schrikt zich een ONGELUK van zo veel GEWELD! Gewoon NIET DOEN, DIT IS EEN KAPITALE FOUT!
Is dat BEGREPEN?

Mooi zo

7. Archaïsche uitdrukkingen worden niet geconsenteerd.

In dier voege dat het te pas en te onpas bezigen van altmodische woorden en uitdrukkingen niet strookt met ons taalgevoel, nademaal diergelijke zinspreuken bijkans onwelvoeglijk en onoirbaar ons in de oren klinken. (zie ‘ouderwetse woorden’)

8 Gebruik apostrofe's niet verkeerd.

Met logé’tjes naar café’tjes, de horloge’s gelijk. Dat soort dingen. Verkleinwoorden dus. Homme’s hoest, Herman’s ongelijk, domine’s, etui’s, bureau’s, taptoe’s, jockey’s,
milieu’s, Voorgeplaatste genitief. ‘s lands wijs, ‘s lands eer. ‘s mensen lust is ‘s mensen leven, AOW’er, Paje-P’er, PTT’er, op z’n Multatuli’s en op z’n Nescio’s: daar is ‘ie, etc.

9 Iedereen moet ervoor zorgen, dat zijn voornaamwoorden over­eenkomen met zijn antecedenten.

Uit antecedentenonderzoek in betrekkelijk voorname kringen is gebleken, dat er nogal eens relaties stuklopen van betrekkelijke voornaamwoorden in onoverzichtelijk zinsverband, dat vaak slechte of zelfs foute betrekkingen onderhouden met hun antecedenten. Het fraaiste is het vaak voorkomende voorbeeld wat je niet zo snel als fout zou herkennen, waarbij ‘dat’ en ‘wat’ met elkaar worden verward. Andere voorbeelden genoeg voor de taalbeschouwer welke zijn ogen open houdt.
Gelukkig is niet alles even betrekkelijk.

10. Gebruik de puntkomma zoals het hoort, gebruik hem tussen twee complete, maar bij elkaar horende zinnen; en niet zo maar ergens anders.

Eigenlijk is de puntkomma een ondergeschoven stiefkindje; want hij wordt nauwelijks voor vol aangezien. In het Engels heet hij semicolon hetgeen letterlijk betekent; ‘halve dubbele punt’ en dat is kennelijk niet hetzelfde als een enkele hele punt. Rare jongens; die Angelsaksen, als je dat zo nagaat. Of zou semicolon vertaald moeten worden met; ‘halve dikke darm’? Misschien. In ieder geval dient de puntkomma als scheidingsteken tussen de samenstellende delen van een lange opsomming, omdat anders de zin last krijgt van loslijvigheid.

11. Gebruik nooit geen dubbele ontkenningen.

Zal het ons nooit eens niet overkomen, dat we twee maal iets ontkennen terwijl we konden volstaan met één enkele keer? Hebben wij daar nooit geen last van? Nu niet, straks niet en nooit niet? De dubbele ontkenning heeft iets Zuidafrikaans (was een slagschip niet een "voor­niksnie­bangnie"?) maar zal waarschijnlijk meer beïnvloed worden door songteksten van Amerikaans makelei. "I ain't no money, I can't get no satis­faction, I don't make no mistakes." Verder stamt dit ver­schijnsel uit vroeger dagen, toen de dubbele ontkenning zeer gebruikelijk was ("Moorde­naars raad en doen ik niet", zegt de koningsdochter tegen heer Halewijn). Behalve in het Afrikaans is het verschijnsel natuurlijk ook nog in het Frans te signa­leren.

Een dubbele ontkenning is fout. Tenminste, als de ontkenningen hetzelfde bereik hebben.
- Hij rookt niet zo maar geen sigaretten meer.
Dit laatste is dus niet onjuist, want het betekent: hij is niet zonder reden gestopt met roken.
Voorts hebben we natuurlijk ook nog de litotes, de ontkenning die een onderkoelend effect heeft, de ontkenning van het tegenovergestelde dat eveneens een ontkenning in zich kan dragen. Een miljonair die niet te zeer met zijn rijkdom te koop wil lopen (want dat trekt maar gespuis aan), zal zeggen dat hij niet onbemiddeld is; een gast op een stom­verve­lend feestje die de gastvrouw niet voor het hoofd wil stoten, zal na afloop beweren, dat het er niet ongezellig was.

Huichelarij, valse bescheidenheid, modieus "cool" gedoe. Wij zijn geen kritiekloze voorstander van de litotes.

Bovenstaande heeft ons overigens wel geleerd, dat twee ontken­ningen een bevesting kunnen opleveren. Min maal min is plus.
Ook niet onwaar is, dat min maal plus min ople­vert. John Paulos vertelt het volgende verhaaltje. Iemand merkt ietwat belerend op, dat twee ontkenningen meestal een bevestiging opleve­ren, maar twee bevestigingen nooit een ontkenning.
Reactie van een sceptische toehoorder: "Ja, ja..."

Maar wij gebruiken -niet zonder enige moeite - nooit geen dubbele ontkenningen meer. Nooit ofte nimmer.

12. Besteed geen tijd aan stuitend stafrijm.

Verstout u niet steevast tot deze stomme stotterstijl. Staak dat staccato gestamel, overstelp ons arme stakkers en stumpers niet gestaag met uw stupide gestamp van stiefels met steunzolen. Verstik ons niet in een stortbad vol stinkende stampei. Stoemp uzelf niet stuk, stijf sturend als een stuntelende stoethaspel. Maak geen stennis met stierlijk stupide, met steenk­olengruis gestoffeerd gestommel.
Stop!
Stil!
Stik met je stentorstem!

13. Als de hoofdzin volgt op een afhankelijke bijzin moet je er een komma voor zetten.

Vooral in het geval dat die bijzin zojuist met een persoonsvorm geëindigd is is een komma geen overbodige luxe. En mocht u zich aan deze raad niets gelegen laten liggen kunnen rijen misverstanden het gevolg zijn. Waar een wil is is een weg. Als mijn spellingscorrector dit soort zinnen in het oog krijgt krijgt het kleine stuipjes. Wie op het wegen wacht wacht tot hij een ons weegt. En zij die op nog frappantere zinnen zitten zinnen zinnen zinnen als deze kennelijk niet. En terecht.
Relax, neuk eens een kommaatje.

14. Voor de duizendste keer: geen overdrijvingen!

Ik word er hartstikke gek van, maar om de haverklap krijg ik overtrokken superlatieven te verteren, om niet te zeggen door mijn strot geduwd en in mijn maag gesplitst, de ene trap nog overtreffender dan de ander. En geen enkele trap blijft lang het overtreffendst. Je kunt je kont niet keren of er wordt weer iets opgeblazen tot astronomische proporties. Vooral in de reclame­wereld waar ze niets anders weten te doen dan waren aan te prijzen met hun massale megage­bral. Daar weten ze van een zwermpje muggen een onafzienbare kudde olifanten te maken, menigten van miljarden mammoeten. En zo zou ik nog wel eeuwen achtereen kunnen doorgaan, maar je moet het overdrijven vooral niet overdrijven. Een beetje mag, maar dan wel een piepklein, minuscuul, onvoorstelbaar klein rotbeetje.

15. Niets is minder op zijn plaats dan een koppelwerkwoord dat het allerlaatste woord van een zin die uit vele onderdelen bestaat, is.

We hebben het hier over één van de negen werkwoorden die vaak deel van een naam­woordelijk gezegde, de grootste taalkundige hindernis die in de brugklas moet worden genomen, uitmaken, maar bij nader inzien moeten we hierbij ook zelfstandige werkwoorden, die zoals bleek net zo gemakkelijk aan het eind van een zin kunnen voorkomen, rekenen. Ik geloof niet dat ik bewijzen, dat hetzelfde ook geldt voor hulpwerkwoorden, kan. Tenslotte zult u het met me eens zijn dat van de twee soorten werkwoorden die overblijven, het koppelwerkwoord het beste voorbeeld waarmee mijn bewering aannemelijk te maken is, is.

16. En begin vooral geen zin met een voegwoord.

Want zoiets doe je nou eenmaal niet. Hoewel het wel lekker modern staat. En in de reclame zie je niets anders. Omdat daar veel straffeloos gedaan kan worden. Aangezien de consument er toch niet zo op let. En korte zinnen werken nu eenmaal doeltreffender. Want die worden sneller begrepen. Maar toch moeten we ervoor waarschuwen. Want het zou te gek zijn als de reclame de norm ging stellen.
Maar misschien is het al zo ver. Want je weet maar nooit.

17. De passieve vorm moet vermeden worden.

Dat onpersoonlijke gedoe met de lijdende vorm, daar moet iets aan gedaan worden. Tot dusver is de passieve vorm nauwelijks een strobreed in de weg gelegd. Die werd in veel gevallen niet eens opgemerkt. Nu moet de wereld maar eens wakker geschud worden. De grens is bereikt. Als er nu niet wordt ingegrepen, is de kans spoedig verkeken en wordt het onpersoonlijke tot norm verheven. Als de belastingen worden verhoogd, wil ik weten, door wie dat gedaan wordt en als mijn verzoekschrift in behandeling is genomen, zou ik graag zien dat bekend werd gemaakt, door wie.
In de lijdende vorm is het onderwerp verdoezeld en daardoor wordt een vaagheid bereikt die maar eens moet worden opgeheven. Er dient thans krachtig te worden ingegrepen. Maar ja, door wie?

18. Al schrijvende duiken er soms deelwoorden op die nergens bij horen.


Al doende leert men. Dat begrijp ik. Maar dat al etende de eetlust komt, lijkt me niet waarschijn­lijk. Toch beweren de Fransen dat de eetlust kanend en kauwend binnenvalt. Of bedoelen ze soms dat ze al etende trek krijgen? De Fransen kennende, zullen ze dat laatste wel bedoelen.


19. Weg met die uitroeptekens!!!


Wanneer de republiek wordt uitgeroepen (wat kennelijk alleen God kan verhoeden), of de plaatselijke drogist tot Prins Carnaval of the man of the match, dan gebeurt dit met uitroepte­kens, ten teken dat de stem wordt verheven. We gebruiken het uitroepteken om achter in de zin aan te geven dat iets met meer stemverheffing moet worden gezegd. Als de zin te lang is, zie je het uitroepteken niet aankomen en begin je te laat met het verheffen van je stem. Dat is maar goed ook, want lange zinnen zijn al adembenemend genoeg. Maar het zou toch ongelofelijk vervelend zijn om pas op het allerlaatste ogenblik te moeten merken dat het juist uitspreken van de zin een ademdruk vereist die je al lang niet meer kan opbrengen!
Lazer toch op met die dingen! Ze zijn veel te luidruchtig! Bovendien hebben ze weinig nut; hoogstens benadrukken ze iets, maar dan alleen vrijwel achteraf! Veel geschreeuw en weinig wol dus! Weet u wat dit is?

!! !!! !!!! !!! !!!!!!!! !! !!!!!
!!! !!! !!! !!!!!!! !!!!!!!!
!!! !!!! !!! !!! !!!!
!!!! !!! !!!!! !!!!!!!
!! !!!!!!!!!! !!!! !!! !!!! !!!!!

Een schuine limerick, luidkeels gezongen. De inhoud doet er niet toe; het gaat om de gezellige herrie die je ermee schopt.

Misschien dat de uitroeptekens een functie hebben in het volgende verhaal.
Er zit oud vrouwtje in de wachtkamer van de dokter. Deze is echter de hele dag afwezig, hetgeen haar wordt medegedeeld door de assistente:
‘Mevrouw, de dokter heeft vandaag geen spreek­uur.’ Het vrouwtje knikt de assistente beminne­lijk toe. Deze herhaalt haar mededeling ietwat nadrukkelijker:
‘Mevrouw, de dokter heeft vandaag geen spreek­uur!’ Geen sjoege.
Hierdoor enigszins geïrriteerd, verhoogt de assistente haar ademdruk:
‘Mevrouw, de dokter heeft vandaag geen spreek­uur!!’ Wederom geen reactie, vriendelijk glimlachend blijft de bejaarde vrouw zitten.
De assistente zet een keel op:
‘Mevrouw, de dokter heeft vandaag geen spreek­uur!!!!’
Vergeefse moeite. Ten einde raad haalt de assistente een vel papier en schrijft met koeienletters:
‘Mevrouw, de dokter heeft vandaag geen spreek­uur!!!!!!!!’
Het vrouwtje kijkt naar het papier en zegt:
‘Ach, juffrouw, ik heb mijn bril niet op. Wilt u zo vriendelijk zijn om mij even voor te lezen.’

Ha! ha!! ha!!! ha!!!!


20. Gebruik geen lang woord als je kunt volstaan met iets eenlettergrepigs.


Het gebruiken van benamingen en formuleringen met een overvloedigheid aan lettergrepen resulteert uiteindelijk in een onophoudelijke en buitensporige concentratie van langgerekte uitdrukkingen die de letterconsument bedremmelen en overstuur maken en slachtoffer maken van een integrale nietsontziende allesomvattende woordblindheid of woordslechtziendheid (welk laatste woord blindelings als correct wordt geaccepteerd door mijn onvolprezen elektroni­sche spellingsverbeteraar).

21. Gebruik parallelle structuren als je schrijft en bij het spreken

22. Boycot eponiemen.

Eponiemen doen denken aan doping in de wielersport, aan gedrogeerde masochisten die over het macadam dieselen. ‘Aha, die fiets’, zult u denken, ‘lynchen die hap, ophangen aan de hoogste sequoia, voer ze naar de guillotine, begeleid door spinet, sousa- en saxofoon en gadegeslagen door breiende xantippes!’ Toch vind je eponiemen ook in kringen van aristarchen die gekleed in colbert sandwiches eten en peche-melba’s met flikjes en hopjes en daarbij kir en grog drinken. Bij dolle mina’s die van condooms hele zeppelins weten te fröbelen. Bij guppy’s en eenzame jumbo’s, grote Remi’s van driehonderd watt, bij dukdalven en algorithmen en zelfs in het verhaal over dat appelige oude dametje, Granny Smith genaamd, dat naar de winkel toog om een mooie thermometer te kopen en tegen de verkoper zei: 'Geeft u mij maar die Fahrenheit maar, want dat is tenminste een bekend merk.'
Zo is het, eponiemen zijn bekende merken. En bij onbekende merken weet je niet wat je eigenlijk boycot.

23. Plons, het water in met die klanknabootsingen!
Weg ermee, tsakka!

24. Modekreten zijn verre van heel prima.

Schreef niet Drs. P. bestraffend over

Spreektaalgezwelvorming
Stuk overbodigheid
Stuk ondervinding
Stuk levensgeluk

Ach in een taal als een
Galanterieënkraam
Gaat ieder stijlgevoel
Vroeg of laat stuk.

25. In het kader van onze door velen toegejuichte activitei­ten ter bevordering van correct taalgebruik bepleiten wij een te overmatig gebruik van bepalingen voor het zelfstandig naam­woord beperkende maatregelen.

Vroeger luisterde ik wel eens naar de in het kader van de door de regering ten behoeve van de politieke partijen gevorderde zendtijd, die inderdaad in deze hiervoor reeds gebezigde termen werd aangekondigd. Ten tijde van de nu voor niemand meer voorstelbare bloei van de radio klonk deze door een heldere stem voorgelezen aankondiging vreemd genoeg om zich haar in een door uit weinig substantieels bestaand gebral gekenmerkt tijdperk nog te herinneren.

26. Het valt af te raden lezers te verwarren met dubbelzinni­ge zinsdelen.

Ik heb een neef die beweert, dat hij alle bekende Nederlanders van de televisie kent. Hij bedoelt natuurlijk niet dat hij alle van de televisie bekende Nederlanders kent, maar dat hij met die eeuwige persoonlijkheden heeft kennisgemaakt via de beeldbuis.
Soms valt de bedoelde betekenis van een zin op te maken uit de plaats van het zinsdeel. Er is wel degelijk verschil tussen:
Het meisje kreeg van plezier een kleur en
het meisje van plezier kreeg een kleur.
In het eerste geval is van plezier een bijwoordelijke bepaling en in het tweede geval een bijvoeglijke. De dubbelzinnigheid treedt pas op, wanneer niet valt uit te maken, met wat voor zinsdeel we van doen hebben.
De staatssecretaris noemde de journalist, evenals trouwens de minister-president, een grote oplichter.
Er hangt nogal wat van af, of de minister-president onderwerp of lijdend voorwerp is. Zelfs als er over de functie in de zin geen twijfel mogelijk is, kan er een vaagheid blijven hangen. Er bestaat een anekdote over een meisje dat huisarrest heeft. Om vluchtpogingen te voorkomen, nemen de draconische ouders haar alle kleren af. Het meisje, ook niet mis, leent een pantalon van haar vader en vlucht, waarschijnlijk naar haar vriendje. Staat er de volgende morgen in de plaatselijke krant:
Meisje vlucht in broek van vader.
Maar meestal wordt de dubbelzinnigheid in de hand gewerkt, wanneer het betreffende zinsdeel op de verkeerde plek staat:
We zagen Willeke van Ammelrooij met haar beminde Marco Bakker in een diep uitgesne­den japon.
Gevraagd: directeur van opvoedingsgesticht. Vereist: enige ervaring in de opvoeding van zwakbegaafden in een leidinggevende functie.
We werden wakker van het geweeklaag van de Cyperse kat van Tante Anna, die vreselijk loops is.

En dat u lezers verwart met dubbelzinnige zinsdelen of met genieën in momenten van totale black outs, mag men als achterlijke manager toch niet van u verwachten.

27. Als men je niet verstaat zul je te vaak de voltooid tegen­woordige toekomende tijd hebben gebruikt.

Het zal je maar gebeuren. Je zult op een goeie dag zo maar te horen krijgen dat je te emotioneel betrokken bent bij wat je schrijft. Het zal je kind maar wezen dat zoiets over zijn ouders te horen krijgt.

28. Plaats voornaamwoorden, met name in relatief lange zinnen met meer dan pakweg tien woorden en een groot aantal bijwoordelijke of bijvoeglijke bijzinnen, zo dicht mogelijk bij hun antecedent.

29. Plat schrijven kejje nie make.

Sniegoed.! Snoegoetoor! Moejniedoen. Kejjeniemake. Kangwoonnie.
Egniehoor. Makuttenbeetje.

30. Als je niet zo veel met het bijltje hebt gegeten en er kaas mee gehakt, gebruik dan geen zegswijzen.

Daar kraait geen hond naar. (verband zoek) Sommige taalliefhebbers klinkt deze raadgeving als manna in de oren. Maar de pot blijft vaak de ketel verwijten vanwege de balk in zijn eigen oog.
Mixing metaphors is een nationale sport in de Engelstalige landen.
Hier heeft men niet het hart om de mond van over te laten lopen. (afmaken)

31. Zelfstandige naamwoorden mogen niet worden verwerkwoord.

Een dergelijk proces is onlangs sterk geradicaliseerd. Sprak men aanvankelijk van Finlandiseren of Balkaniseren, thans zijn woorden als verkokeren en dergelijke in zwang en onlangs las ik zelfs het woord kollummiseren.

32. Spel vooral consekwent.

33. Om vooropgeplaatste voorwerpszinnen met "om" te laten beginnen, lijkt me niet verstandig.

34. Als we deze zin goed bekijken, ontbreekt er iets in.

Vooral als je de aandacht richt op de bijzin, is daar sprake van een voorwaarde. Als je goed kijkt, hebben we hier te maken met de filosofische stelling, dat de waarheid afhankelijk is van de waarneming. Zijn is gezien worden, zei Berkeley (of was het Kees van Kooten?) Als je het mij vraagt, klopt die stelling niet. Want ook als we bovenstaande zin niet goed bekijken, ontbreekt er iets in. Er ontbreekt gewoon altijd iets in bovenstaande zin.

35. Onderwerp en persoonsvorm moet in getal overeenkomen.

The police are. (gemakkelijk van voorbeelden te voorzien)

36. Geen geleerde termen gebruiken is een conditio sine qua non.

37. Dubbel gebakken beeldspraak is niet te pruimen en hoort op de schroothoop. (zie mixing metaphors)

38. Het gebruik van een komma tussen onderwerp en gezegde, is niet juist.

39. Spel korekt en gebruik bij twijfel een woordeboek.

40. Ook ten aanzien van de scheidbaarheid van infinitieven is het goed, een woorden­boek raad te plegen.

Stofzuigen, etc. De vioolspeler verdient zijn geld door viool te spelen, de toneelspeler door toneel te spelen en de beeldhouwer komt aan de kost door beeld te houwen en dat vol te houden en daar vol in te harden.

41. Herhaal jezelf nooit en zeg nooit iets twee keer.

42. Het verdient, wanneer het, zoals in dit geval, de bedoe­ling is dat men, als dat kan, door veel voegwoorden te gebrui­ken, de burger imponeert, wel aanbeveling om, indien het vertoon van geleerdheid maakt dat de duidelijkheid minder wordt, de zinslengte ietwat te verkleinen.

43. Controleer of je niet woorden hebt gelaten.

44. Probeer te voorkomen dat je niet het tegendeel schrijft van wat je bedoelt.

45. Tegen contaminaties, die tot een van de meest gemaakte fouten behoren, moeten onmedogenloos stappen worden genomen.

(zie el­ders)contaminatie: in zichzelf getrokken

46. Vermijd gemeenzaam geouwehoer.

47. Geen fragmenten van zinnen.

48. Denk erom dat je afmaakt wat je

Want je begrijpt Nietwaar? Dat is toch En bovendien Daarom zou ik zeggen
En de rest is

49. Slechts gekken en dwazen gebruiken tautologieën.

50. Door de beknopte bijzin foutief te gebruiken, lijkt het onderwerp van de hoofdzin vreemde dingen te kunnen doen.

Door te vergeten wat het onderwerp van de beknopte bijzin is, kunnen er komische effecten optreden, zoals "fietsende kerkto­rens", zo genoemd naar de klassieke voorbeeldzin:
- Na twee uur gefietst te hebben, doemde de kerktoren voor ons op.
Andere lachsuccessen uit mijn middelbare school­tijd waren:
- Bij het politiebureau aangekomen, bleek de vogel gevlogen.
Of, met tegenwoordige deelwoord:
- Luid zingend werd het lijk begraven.

Hoe zat dat ook al weer?
Stel ik doe de afwas en mijn vrouw zet koffie. Dat levert bijvoorbeeld de zin op:
- Nadat ik heb afgewassen, zet mijn vrouw koffie.
Over de taakverdeling kan geen misverstand bestaan. Ook niet in:
- Na afgewassen te hebben, zet mijn vrouw koffie.
U voelt al dat ik er bij het koffiezetten niet aan te pas ben gekomen. Onbewust nemen wij (terecht) aan, dat het onderwerp van de beknopte bijzin hetzelfde is als het onderwerp in de hoofd­zin. Het is daarom nogal vreemd, dat we bij de volgende zinnen minder snel problemen krijgen.
- Dit pak kan geopend worden door aan lipje b te trekken.
- Diefstal kan worden voorkomen door meer politiepersoneel in te schakelen.
- Hem kennende, zal hij wel niet komen.

Kennelijk gaan we pas steigeren als er stoffelijke overschot­ten kwelend het graf inzakken of als kerktorens fietstochtjes gemaakt hebben.

Samenvattend: na dit alles overdacht te hebben, ligt de con­clusie voor de hand, dat we minder slordig moeten zijn.

51 Vermijd redundante pleonasmen

‘Haastige spoed is zelden goed, want het is een pleonasme’

Bovenstaand citaat is van Leo Pensma. Tot mijn spijt valt er helaas niet zo veel te achterhalen over het persoonlijke leven van deze bekende coryfee. Dat is jammer, want ervaring uit het verleden leert dat uit iemands voorgeschiedenis, uit de ware feiten, zo niet concluderende gevolgtrekkingen dan wel andere verbindende schakels te distilleren zijn, laat staan toekomst­voorspellingen.
Zoals ook zijn vader, met wie hij een vennootschap op basis van wederzijdse samenwerking had, was hij werkzaam in een administratief beroep. Het kan vermoedelijk wel eens waar zijn, dat hier een causaal verband ten grondslag ligt aan zijn optimistische houding ten aanzien van de toekomst. In ieder geval is dit een factor geweest die daartoe heeft bijgedragen. Het publiek in het algemeen ziet misschien alleen de eindresultaten en nieuwe ontwikkelingen, volgens Leo konden bepaalde gebeurtenissen zich vaak nog eens een keer herhalen. Plannen voor de toekomst moesten soms overnieuw worden bijgesteld, in gemeenschappelijke samenhang. Men denkt op zo’n moment bij zichzelf, dat het goed is voortaan zijn leven te beteren en wat bescheidener over zichzelf te praten. Een voorbeeld uit de praktijk:
Een persoonlijke vriend van Leo had bij een bezoek aan het strand zowel schoenen als sokken uitgetrokken en wilde met zijn voet tegen een kwal schoppen, teneinde een nieuw record kwalschieten te vestigen, maar zijn teen pijnlijk verwond hebbend, volgde hij wankelend Leo in zijn kielzog... en zo zouden we tot in de eindeloze eeuwigheid door kunnen gaan, maar ik stel voor, tijdelijk even te pauzeren.

Is ‘Schijn bedriegt’ ook niet een soort pleonasme?

52. Anakoloeten zijn zinnen die, doordat de schrijver ver­strikt raakt in een wirwar van bijzinnen of vergeten is, hoe hij de zin begon, hij niet meer weet, hoe die eindi­gen moet.

53. Als je naar de stijl van veel Nederlanders kijkt, dan is het over het algemeen natuurlijk wel zo dat er in veel gevallen toch gauw gesproken kan worden van een stuk wat je zou kunnen noemen tijdrekkend taalgebruik.

54. Hoed je voor diminutiefjes.

Een bekend verschijnsel uit de zeventiger jaartjes was de vinotheek. Dat was een alcoholicawinkeltje waar je wijntjes kon tappen uit vaatjes. Dat die vaatjes op hun beurtje waren gevuld met wijntjes uit plastic containers, mocht het pretje niet drukken. Je kwam gewoontjes langs en bestelde een litertje onbestemde rouge. Vaste vraag van het vrouwtje van de eigenaar was: ‘Heb je een flesje bij je?’
Waarop ik meestal het antwoordje gaf: ‘Ja dokter.’
Grapje.

Hebben ze in Madurodam ook een politietje? Waarom kun je wel een watertje of een biertje drinken, maar geen melkje? En als we het nou eens te ver doorvoeren? Dan krijg je dit:

Niewsgierige Aag was een heilige boon die graag in een goed blad stond, voortdurend koppen gaf, echt de neus van de zalm die de bijbel op haar duim kende, graag een graan meepikte, kortom, bepaald een doet. Nooit eens in voor een gein of een geb of een akkefiet, meestal bang voor haar hach, die meis. Schrok zich een rot bij elke opstoot of waar het maar een zoot dreigde te worden.

55. Gebruik niet, te pas en te onpas, kom­ma's.

56. Dat sommige mensen hen schrijven als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel mag je hen gerust kwalijk nemen.

"Wie nu precies verantwoordelijk is voor het bedenken van het hen/hun-onderscheid, is niet helemaal zeker. Vermoedelijk is het Christiaen van Heule, in zijn Nederduytsche Grammatica ofte Spraec-konst (1625), in ieder geval is dit de eerste keer dat we er iets over in een boek vinden. Overigens was het destijds nog helemaal niet vanzelfsprekend want in de Staten­bijbel van 1637 worden hen en hun niet onderscheiden."
(Van der Horst, 1989, pag. 63-65)

57. Het is beter groter dan te zeggen als groter als.

Ik voel mij als mens zekerder als als man, maar als ik meer als man als als mens ...

58. Veel germanismen zijn substantiefsamenstellingen.

59. Het veelvuldig hanteren van gesubstantiveerde werkwoorden betekent een onper­soonlijk maken van de stijl en een bemoeilijken van het lezen.

60. Een ernstige fout is de foutieve verwijzing, want het komt nogal vaak voor.

61. Het toestaan van verbindingen van bijvoeglijke naamwoor­den doormiddel van een verbindingsstreepje is pedagog­isch-didac­tisch onverantwoord.

62. Alleen bijvoeglijke bijzinnen, die uitbreidend zijn, worden voorafgegaan door een komma.

63. In het nederlands moeten alle aan topografische namen ontleende woor­den met een hoofdletter ge­schreven worden.

Wat Harry Mulisch ook zegt of doet, nederlands, frans, duits, afgaans, moet met een hoofdletter, hoewel mijn spellingscorrector voor frans een uitzondering maakt.

64. Dubbel fout zijn de de lezer doen stotterende con­struc­ties als deze.

De oude heren Van Gent en Loos hadden besloten om samen te werken. Hun beider namen zouden voortaan prijken op de vrachtkoetsen. Nadat de eerste was beschilderd, vond de heer Loos, dat de namen iets te dicht op elkaar stonden en sprak:
AIk wil graag wat meer ruimte tussen Van Gent en en en en en Loos.@

65. Gisteren heb ik geleerd wat een Tante Betje is en zal dus geen foutieve samentrek­kingen meer maken.

66. Ook in de toekomst valt te verwachten, dat bepalingen van tijd zullen moeten blijven staan bij de werkwoorden waar ze bij horen.

67. Heel veel mensen verwarren reden met oorzaak omdat ze niet goed nadenken.

Daarom wederom een gedicht van Drs. P.

Nog zoiets ergerlijks
Omdat voor oorzaken
‘Cocos is duurzaam
Omdat het niet slijt’

Nooit van ‘doordat’ gehoord
Letteronkundigen
Of vindt u logica
Ook uit de tijd?

68. Door de beknopte bijzin foutief te gebruiken, lijkt het onderwerp van de hoofdzin vreemde dingen te kunnen doen.

Het schijnt nogal eens op melkpakken voor te komen, de zin:
- Dit pak kan worden geopend door aan lipje A te trekken.
Wie trekt er aan lipje A? Het melkpak, volgens de taalregel dat het verzwegen onderwerp van de beknopte bijzin te vinden is door te zoeken naar het onderwerp van de hoofdzin.

Ach, in België staat er gewoon: ‘Hier openen’, een bevel dat menige Zuiderbuur reeds in de supermarkt meent te moeten opvolgen.

69. Trendgevoelig en gebruikersvriendelijk, maar taalliefheb­bersgruwelijk zijn voorzet­selzuinige constructies.

Een hardloper die snel een blessure oploopt, is gevoelig voor blessures, herstel: blessuregevoe­lig. Maar een oud paar loopschoenen en een versleten tartanlaag zijn dat ook. Voorts bestaan er sporten die blessuregevoeliger zijn dan andere. Hier wordt ik nou zo stijlbloemallergisch van. Ik kan er echt niets aan doen, ik ben nu eenmaal gestuntelwars en wartaalangstig.

70. Zonder voorzetsel vooropgeplaatste voorzetselvoorwerpen zou een verbod op moeten rusten.

71. Probeer niet het vulgus profanum te epateren met uw extravagante vocabulaire.

‘Drie net de luiers ontgroeide minderjarigen van onbepaald geslacht hadden hun partes posteriores doen neerdalen op een vermoedelijk houten afrastering, bovenop een stevige omrastering.’
Kent u deze tekst? Vermoedelijk wel: de ondertiteling ervan luidt:
‘Drie kleine kleutertjes die zaten op een hek, bovenop een hek.’

En als u dit weet, weet u dan misschien wat een handmatig homogeniseringstoestel kan zijn?

72. Vermoei uw pupillen niet met te veel homoniemen.

Deze raadgeving is me slechts ingegeven na lezing van het boekje Schrijven, en gelezen worden van J. de Groot. Daarin wordt ver­haald, hoe ouders van schoolkinderen werd verzocht,
'hun pupillen op een bepaalde datum even te laten inenten tegen difterie.' Toen na afloop de zeer slechte opkomst werd onderzocht, was het verhelderende commentaar van de moeders: 'Wat denkt u wel, dat ik mijn kind in zijn pupil zal laten inenten?'
De Groot geeft nog meer voorbeelden van misverstanden, waaron­der een foto van prins Willem Alexander, met daarboven een verdwaalde kop van het weerbericht: 'Geen vorst van beteke­nis'.

Dat opzettelijk gebruik van homoniemen vaak humor oplevert, zal u bekend zijn. Of er in onderstaande limerick sprake is van een homoniem (en humor), mag u zelf uitmaken:

Een aardappelteler uit Sloten
Had aardappelpest aan zijn kloten.
Gevraagd hoe dat kwam
Antwoordde de man:
"Nou, dat is gekomen met poten."

73. Dat we een al te lange aanloop tot de persoonsvorm, zoals die vaak ten gevolge van gewichtigdoenerij voorkomt in de taaluitingen van behoorlijk wat geleerde dames en heren, beter kunnen vermijden, zal iedereen duidelijk zijn.

74. Logen- en gogenjargon mag niet, naar de lezer toe.

75. Te lange zinnen zijn onprettig. Te korte zinnen eveneens. Ze lezen niet lekker. De samenhang ontbreekt. Zinslengte moet variëren.

76. Het is niet wenselijk dat, wanneer bijzinnen gebruikt worden, er opstoppingen van voegwoorden ontstaan.

77. Wij zijn enerzijds niet gelukkig met het feit, dat niet alleen in ambtelijke taal, maar ook - en wellicht vooral - in taaluitingen binnen de politiek het verschijnsel zich voor­doet, dat men zich bedient van weliswaar grammaticaal onberis­pelijke, maar niettemin volkomen onoverzichtelijke, want te ingewikkelde, en bijkans onbegrijpe­lijke zinnen, waarin beweringen, voor zover zij duidelijke uitspraken bevatten, worden vermeden, maar waar verder beperkingen, slagen om de arm, voorbehoud en voorzichtigheid er zorg voor dragen, dat de lezer - of toehoorder - binnen de kortste keren het spoor bijster is, anderzijds kunnen wij, althans de enigszins politiek ingewijden onder ons, er begrip, maar zeker geen sympathie, voor opbreng­en, wanneer dit ge­schiedt om partij- of coalitiegenoten niet tegen zich in het harnas te jagen, hetgeen ook weer niet opgevat mag worden als een goedkeuring onzerzijds om naar willekeur de kiezer zand in de ogen te strooien.

Ziezo!

78. Ee goe versta hee maa een ha wo no

To?

79. Pro-beer nooit de aan-dacht te trek-ken met ge-schei-den let-ter-gre-pen. De mee-ste van uw le-zers heb-ben al le-ren le-zen.

Ooit gelezen in Chinees restaurant:

Indische rijsttafel: mini-maal voor twee personen.

80. Vooral leraren Nederlands worden verzocht, het meewerkend voorwerp niet als onderwerp te behandelen.

81. We besluiten deze reeks opmerkingen, maar niet nadat we de lezer opmerkzaam hebben gemaakt op het verschil in betekenis tussen voordat en nadat.

82. Volgens sommigen is de nieuwe spelling een produkt van opperste gedachtenloos­heid.

83 En dan mag u hier bezwaar aantekenen tegen al die dienst­verleners als tandarts- en doktersassistenten, lokettisten en anderen die u verzoeken iets te doen met de formulering dat u zulks genadiglijk wordt toegestaan.

Alsof er alternatieven openstaan! U mag even tekenen. Het hoeft natuurlijk niet, maar dan wordt uw cheque niet verzilverd. Niettemin, u bent zo vrij als een vogeltje. Echt, alles mag. U mag bijvoorbeeld nu even spoelen. Een onbeschrijflijke dankbaarheid jegens de tandartsenij in het algemeen vervult de patiënt omdat hem zoiets is toegestaan. Diep erkentelijk is ook de klant bij de kassa van de supermarkt wanneer de caissière hem goedgunstig toestemming verleent om zijn pincode in te tikken. Dat dat allemaal maar zo mag!

En dan mag u naar de volgende rebelregel.

84. Als ik iemand zoiets hoor hebben, heb ik zoiets van dat ik denk: ‘gelukkig heb ik daar niets mee.’

85. Hypercorrecties worden geproduceerd door lieden met net iets te weinig kopje-kopje.

Grapje uit jeugd:
‘Mam, mag ik een snoepie?’
‘Snoepje!’
‘Mam, mag ik een snoepje?’
’Ja, hoor.’
‘Joepje!’

86. Dit is een autologische zin, die binnen vrijwel elke context verwarring zou schep­pen.

86. Vermijd sociolinguïstische varianten als vaktaal.

Met een traumatische tenosynovitus sublimis en profondis aan de flexor digitorium van het metaprofalanxgewricht kan ik misschien bij de dokter aankomen, maar misschien dat hij me stante pede zou defenestreren.

Vandaag gelezen: een citaat van de achterkant van Onze Taal:
AHet TRIAZ-team biedt aan zogenaamde draai­deurpatiënten en zorgwekkende zorgmijders, continuïteit van zorg, (casemanagement) met bemoeizorg als basisattitude in de behandeling.
(69e jaargang juni 2000)

87. Spoonerismes moeten met verkrachte eenden worden aangepakt.

88. Laat u niet kennen met Fraudiaanse versprekingen.

89. Gebruik overhoofd geen Germanismen.

90. Laten we met zijn allen, als het gaat om de taal pogingen doen richting toekomst etc.

91. Waar zijn al die fraaie retorische vragen gebleven?

92. Gedver, weer een tussenwerpsel!

93. Toch vreemd dat zo velen het woord ‘toch’ gebruiken zonder dat er van een echte tegenstelling sprake is.

94. Ontleden is moeilijk. Langzamerhand zijn we dat tot de ontdekking gekomen.

95. Herhaling van een zinsdeel in de vorm van een verwijswoord, dat kan verdedigbaar zijn omwille van de duidelijkheid, maar het blijft vreemd, vooral wanneer het verwijswoord niet overeenkomt in geslacht.

96. Vader vermoord kind vrijgesproken.

97. Ik heb een broertje overleden aan eufemismen.

98. Het staat nogal dom, je te vergissen in de woordgeslacht.

99. De bijstelling een ietwat vergeten zinsdeel hoort tussen komma’s te staan.

100. Een passe-partout is iets dat een iemand voor een ding gebruikt omdat hij zo gauw geen trefzekerder synoniem kan vinden.

101. Herkende u dit anglicisme al? Nee? Dan heeft u een probleem.